Als je al puffend het pad naar de Ijen beklimt, kom je ze al snel tegen. Sigaret in de mond en soms zelfs zingend. Ze torsen twee manden op de schouders vol brokken vers gedolven zwavel. Een gewicht van – schrik niet – tussen de 50 en 125 kilo. Twee keer per dag – behalve op biddag vrijdag – zwoegen ze heen en weer, onder erbarmelijke omstandigheden. Toch zijn ze blij.

Niet dat ze er veel mee verdienen. Nee, ze krijgen er zelfs een schijntje voor. Maar ze hebben werk en kunnen elke dag terug naar hun familie. Dat is lang niet iedereen op Java gegeven. Wij komen de eerste tegen als we zwetend als een otter stap voor stap de vulkaan op klimmen. De zon staat net boven de horizon. Drie kilometer is het vanaf de parkeerplaats op 1800 meter hoogte naar de rand van de krater, 500 meter hoger. De wind suist om de oren.

Al snel stapt de eerste zwaveldrager voorbij. Manden vol. Hij kijkt ons aan. Cigaret? Zijn donkere ogen kijken me vragend aan. “Sorry”, antwoord ik. “I don’t smoke.” Ik slinger mijn fotorugzak over mijn schouder, pak mijn camera, schiet snel wat plaatjes en geef hem een fooi. “Ok, terima kasih”, lispelt hij. En ik zie dat hij een stel tanden mist. Hij geeft een knik als blijk van waardering en beent snel door. Een tafereel dat zich vaak herhaalt deze ochtend.

Na anderhalf uur bereiken we de rand. Ik kan een ‘wow’ niet onderdrukken. Waanzinnig. Voor me ligt een immense krater, gevuld met turquiose gekleurd giftig water. Als ik het moet geloven, lost mijn trouwring er in slechts een paar minuten in op. Ik probeer het maar niet uit. Want het ziet er inderdaad nogal heftig uit. Een klein deel van de kraterrand walmt enorm. Eén en al zwavel. En daar zijn ze aan het werk: de zwaveldragers. Ze bikken in de zeer giftige dampen de stukken los, gooien die in hun manden, zwoegen zich over een smal rotspad naar boven, om dan de drie kilometer lange weg naar de parkeerplaats af te lopen.

Na pakweg een kilometer is er een post waar ze hun vracht kunnen wegen en waar ze een nota ontvangen met daarop hun verdiensten. Hoe meer kilo, hoe meer je krijgt. Nou ja, meer? Trots laat één zijn nota zien: 81 kilo netto. Per kilo krijgt hij 780 Rupia. Bij elkaar: 63.180 Rupia; een euro of zes. Daarvoor loopt hij zes kilometer over een stijl pad van gestold lava en vulkanisch as. Hij voelt zijn longen branden in de uiterst giftige zwaveldampen, die ook nog eens – om wat te noemen – zijn gebit aantasten. En hij beult zijn lichaam af onder het gewicht van de brokken zwavel. Twee keer per dag.

Eenmaal ‘beneden’ op de parkeerplaats, wordt de vracht nog eens gewogen. Controle dat er geen zwavel verdwijnt. Want met het goedje zijn bommen te maken en na de aanslag op Bali letten ze er extra streng op. Eenmaal de manden geleegd, begint de helse tocht opnieuw. En het zwavel? Dat wordt vooral voor het maken van cement gebruikt.

Ik kan er slechts met ontzag naar kijken. Vol verbazing ook. Ik durf niets meer te zeggen over onze zweetdruppels op deze steile klim. Dat dit bestaat…