Op het gevaar af over te komen als een Amerikaan – die alles overdreven “fantastic” en “nice” vindt – kan ik niet anders zeggen dan dat Japan een verpletterende indruk maakt. Elke dag maken we weer andere dingen mee die de reis zo bijzonder maken. Of het nu gaat om de bezienswaardigheden, het eten of de cultuur, alles is zo anders dan we gewend zijn.
Waar zitten we nu? Moet zelf even terugkijken in het mini-notitieboekje dat Annemarie bijhoudt. Ben überhaupt al datum, dag en tijd kwijt en kan vaak al nauwelijks meer bedenken wat we een paar dagen geleden hebben gedaan.
Goed, in het laatste verslagje hingen we nog uit in Kanazawa. Daar hebben we nog gezien hoe bladgoud wordt gemaakt, notabene bij de fabriek die het bladgoud voor de gouden tempel heeft gemaakt… Die tempel hebben we een van de eerste dagen bekeken.
Ik volsta verder even met een korte opsomming, want we zien en doen zo veel dat het nauwelijks allemaal op te schrijven is.
Vanuit Kanazawa zijn we in een highway-bus gestapt richting Shirakawago: een oud dorp met traditionele huizen. Gebouwd van hout, bij elkaar gebonden met touwen. Meer niet. De daken zijn enorm dik omdat ze in de winter een pak sneeuw moeten kunnen dragen.
Ook dit keer was de slaapplaats dik in orde: een ryokan: slapen op een futon (op de vloer). Met mooi uitzicht op het dorp. Op 14 augustus werden we keurig om 6.30 uur gewekt door de omroepinstallatie in het dorp met… ochtendgymnastiek….
Vanuit Shirakawago met de bus doorgereisd naar Takayama. Daar in een minshuku geslapen, ook op een futon. Daar onder andere een soort oud provinciehuis bekeken en praalwagens die twee keer per jaar worden gebruikt bij het Takayama festival.
Vanuit Takayama zijn we met drie treinritten (bij elkaar zo’n vier uur) doorgeboemeld naar Nagiso om daar de bus naar Tsumago te pakken. Een schitterend bergdorp. Ook daar weer in een ryokan overnacht; deze keer met een prachtig uitzicht vanuit de kamer op de bergen.
Vanochtend hebben we ons met de bus vanuit Tsumago naar Magome laten brengen om vervolgens vrolijk weer terug te wandelen. Een prachtige wandeling van zo’n drieënhalf uur langs onder andere watervallen. Door regelmatig te klingelen met een berenbel hebben we voorkomen dat we met huid en haar zijn opgegeten
Na de wandeling de rugzakken weer opgebonden en per trein doorgekacheld naar Matsumoto. Daar hangen we weer uit in een ryokan. Morgen (geen idee wat voor dag het dan eigenlijk is…) het kasteel hier bekijken, wat nog al iets schijnt te zijn.
Bijna elke dag strekken we de benen in een onsen, een bloedheet warm bad. Eerst was je je uitgebreid voordat je in bad gaat. Want alleen schoon mag je het bad in. Een boeiend onderdeel van de cultuur. Saillant detail: heb je een tatoo dan ben je in gemeenschappelijke badruimtes niet welkom, zo valt op bordjes te lezen. Een tatoo wordt gezien als een symbool van criminelen.
Ik moet zeggen: zo’n bad doet goed na een dag wandelen. Want we leggen aardig wat kilometers af. Met het weer hebben we geluk tot nu toe. Het is flink warm (graad of dertig) en vochtig. Dus we zweten als een stel otters. Af en toe gaat de hemelkraan open. Bij een kwartslag werkt een opvouwbaar parapluutje nog. Maar soms gaan de weergoden helemaal los en draaien ze alles open wat open kan. Dan helpt een plu niet meer. Regenjack aan, eventueel regenhoes om de rugzak en laten plenzen. Vaak een mooi moment om wat te gaan eten of drinken maar zoals ik zei, we hebben niet te klagen. Verre van dat. Meestal hebben we droog, zelfs zonnig weer.
Volgende keer zal ik wat meer stilstaan bij het eten…. Want dat is een hoofdstuk apart Nu de futon opzoeken… Nog een paar foto’s zodat je een beetje een beeld krijgt….
Mata aimashoo