Na een dag rijden zijn we in Bandung aangeland, de hoofdstad van West-Java. Een “dorp” met slechts een kleine 3 miljoen inwoners. Hier heeft voor ons het begrip ‘verkeersinfarct’ een compleet andere betekenis gekregen. Iedereen die zich ook maar een stukje wil verplaatsen, pakt de auto of de brommer. Trottoirs zijn er nauwelijks.

En is er al zoiets is dat er voor door zou moeten gaan, staan er stalletjes waar je eten of spulletjes kunt kopen. Wat er dan ontstaat, is eigenlijk met geen pen te beschrijven. Een soort soep van gemotoriseerd verkeer, waar iedereen maar zijn weg door moet zien te vinden. Taferelen die wij in Nederland niet kennen, maar die ik ook niet herken uit bijvoorbeeld Londen, Rome, Barcelona, Milaan of Parijs.

Bandung is voor ons in allerlei opzichten het begin van de reis. Op een uurtje rijden van Bandung vind je de Tangkuban Perahu: een actieve vulkaan van 2084 meter hoog. Dit is slechts een klein beginnetje in onze vulkanentocht. Je hebt er geen kind aan. Het rookt wat zwaveldamp en je kunt makkelijk aan de rand van de krater komen en er mooie plaatjes schieten. De laatste uitbarsting dateert alweer van 1983. Later gaan we naar de topattracties Bromo en Iljen.

Na een rondleiding op een theeplantage en in een theefabriek (die produceert voor oa Pickwick) duiken we eerst in een hotspring bij Ciater. Door de nabijheid van vulkanen is het bronwater er maximaal 42 graden. Even heerlijk relaxen in de zon.

Daarna bezoeken we een voorstelling van de Angklung-school Udjo. Een Angklung is een muziekinstrument van bamboe dat door heen en weer te bewegen geluid maakt. Het in Zuidoost-Azië populaire instrument is met de hand gestemd en brengt één toon voort. Behalve luisteren, moeten we er ook zelf aan geloven. Aan het eind van de middag spelen we met zijn allen complete liedjes mee. Een start van onze culturele kennismaking met Java. Er staat nog veel cultuur op het programma. Zo gaan we onder andere naar het Ramayana ballet.